Jetse Jepma (97) uit Zwolle kan het 75 jaar later nog precies navertellen. Hij was aan het ploegen in de Noordoostpolder toen de Duitsers met een grote razzia de hele polder leeg veegden en ruim 1800 mensen oppakten, op 17 november 1944. De Noordoostpolder, NOP, stond toen bekend als Nederlands Onderduikers Paradijs.
Jetse Jepma studeert in de oorlog aan de landbouwhogeschool in Wageningen. Net als veel andere studenten weigert hij in 1943 de loyaliteitsverklaring aan de Duitsers te ondertekenen. Hij wil al helemaal niet tewerkgesteld worden in Duitsland. Onderduiken in de polder is de beste optie.
"Legaal onderduiken"
De polder is net drooggevallen en er zijn veel mensen nodig om het land te ontginnen. Iedereen die zich meldt bij meneer Knipmeyer, hoofd personeelszaken in Kampen, krijgt zonder problemen een Ausweis, ofwel werkvergunning, en kan aan de slag. De Duitsers wisten dit, maar in het belang van de voedselvoorziening laten ze de polder met rust.
Een enkele keer komen er wel Duitsers of landwachten iemand zoeken, maar in het enorm uitgestrekte gebied met sloten, greppels en riet kan je je makkelijk verstoppen. Het voelt er veilig, en Jepma kan zich nog goed herinneren dat er 's avonds in de barakken zelfs liedjes over worden gezongen.
Onderduikersparadijs
Inmiddels staat in het land NOP niet meer voor Noordoostpolder, maar voor Nederlands Onderduikers Paradijs. Vooral vanaf mei 1943, als alle mannen tussen de 18 en 35 jaar zich moeten melden voor de Arbeitseinsatz, ofwel dwangarbeid in Duitsland.
In Amsterdam staat op een schutting: "Meldt u bij Neerlands grootste duikbootkapitein in Kampen". Ook verzetsmensen en zelfs piloten van neergestorte vliegtuigen krijgen een Ausweis en een schep en gaan aan het werk. Er worden ook geregeld wapens gedropt voor verzetsgroepen uit Kampen en Vollenhove.
Mankracht nodig
In de herfst van 1944 gaat het steeds slechter met Nazi-Duitsland. Zuid-Nederland is al bevrijd en de Duitsers hebben snel extra mankracht nodig voor versterkingen aan het Oostfont. Ze richten het vizier nu wél op de polder, waar nog bijna 2000 gezonde jongen mannen rondlopen.
Jetze Jepma is op 17 november 1944 net begonnen met ploegen als er een fietser aankomt: "Wegwezen hier, er zijn Duitsers in de polder". Jepma en zijn collega's brengen snel de paarden weg en duiken in een droge sloot, zoals ze vaker hadden gedaan.
"Hier komen ze toch niet"
Jepma en de anderen hebben dan nog niet door hoe ernstig de situatie is: "We zeiden tegen elkaar, hier komen ze toch niet, ze kunnen echt niet die hele polder afzoeken. Maar later bleek, dat was wel zo hè".
In alle vroegte hebben de Duitsers alle toegangswegen naar de polder afgesloten. Duizenden soldaten in een hele lange rij, met 10 meter ertussen, kammen elke meter polder uit. Iedereen wordt opgepakt en naar Vollenhove gedirigeerd. Ook het groepje met Jepma.
Op de vlucht
De volgende dag lopen de gevangenen door de stromende regen van Vollenhove via Zwartsluis naar Meppel. Meerdere gevangenen weten uit de rij te ontsnappen. In Zwartsluis bijvoorbeeld laten sommige mensen de voordeur open staan. Jepma loopt bijna vooraan tussen gewapende Duitsers in, dus hij kan onmogelijk wegkomen.
In Meppel worden ze op de trein gezet. Jepma is niet bang, en hij blijft zoeken naar een moment om te ontsnappen: "Tja, ik wou natuurlijk niet naar Duitsland. dat is toch logisch..." Uiteindelijk lukt het hem om uit de trein te springen, op het moment dat die langzaam het station van Groningen uit rijdt op weg naar Duitsland.
Geluksvogel
Dan weet hij ongezien de weg te vinden naar de boerderij van zijn ouders in Friesland, met wat hulp hier en daar: "Ik kon in het hooi slapen bij een boer, en zijn vrouw heeft nog mijn sokken gestopt. Die zei: 'U heeft wel geluk, want de buurman is een NSB-er'. Dus als ik daar had aangeklopt was het misschien niet zo goed afgelopen".
Jepma bereikt veilig de boerderij van zijn ouders in Mantgum. De rest van de oorlog verstopt hij zich binnen. Daarna is er nog maar zelden over die tijd gesproken. Pas nu realiseert hij zich dat hij wel een geluksvogel is geweest: "Inderdaad, ik ben de oorlog verder goed doorgekomen, dat had ook heel anders kunnen lopen. Daar heeft u volkomen gelijk aan".
De boerderij waar Jepma ondergedoken zat (foto: Historisch Centrum Overijssel)