'Nederland was in de tweede wereldoorlog kil en onverschillig ten opzichte van de joden'. Aldus sprak premier Balkenende onlangs bij de opening van het holocaustmuseum Yad Vashem in Jeruzalem. Illustratief voor die kilheid en onverschilligheid is het verhaal van de joden in Steenwijk. Tijdens de bezettingsjaren voerden de Steenwijkse autoriteiten elke anti-joodse maatregel zonder morren uit. Soms ging men zelfs overijverig te werk. Zo werd er bijvoorbeeld een ariërverklaring teruggehaald bij iemand die strikt genomen niet eens joods was.
Vlak na de bevrijding werd joden die ondergedoken hadden gezeten door de BS. de toegang tot de stad geweigerd. Ook werden joden die hun door NSB-ers geconfisqueerde huis terugeisten daarvoor door de politie op de vingers getikt. Na de oorlog begon het grote zwijgen, en ontstond de mythe dat de joden wel degelijk de helpende hand was geboden.
Zestig jaar later onderzochten de Steenwijkers Jan van Rossum en Henk Spreen hoe het de joden in Steenwijk in de oorlog is vergaan en publiceerden hun bevindingen in een boek.