Op dinsdagochtend 17 april 1945 vaart visserszoon Warner Pap met zijn bootje van Kampen naar IJsselmuiden. Aan de overkant van de IJssel vragen drie Canadese militairen en een Nederlandse tolk hem of hij ze over wil roeien naar Kampen. Een paar minuten later zetten de Canadezen bij de synagoge aan de IJsselkade als eerste bevrijders voet op Kamper bodem.

In de dagen voor de bevrijding is het in de omgeving van de stad onrustig. Duitse soldaten en Nederlandse collaborateurs trekken in een chaotische stoet met auto’s, paard-en-wagens, fietsen of te voet via Kampen naar het westen van het land. Om de vanuit Zwolle oprukkende Canadezen tegen te houden, blazen de Duitsers de IJsselbrug op de avond van 14 april op.

De volgende dag wordt IJsselmuiden al bevrijd. Een deel van de Duitsers trekt zich terug op Kamperveen, en bestookt de Canadezen van daaruit met hun artillerie. De granaten gieren over Kampen heen. Het zijn vrijwel de laatste gevechtshandelingen.

Overijssel is bevrijd

In de vroege morgen van 17 april blijken de laatste Duitsers geruisloos uit Kampen verdwenen. De Canadezen varen met hulp van Warner Pap de IJssel over, en al gauw volgen er meer bootjes die de oversteek wagen. Op het stadhuis worden de bevrijders ontvangen door de net uit de onderduik teruggekeerde burgemeester Oldenhof. Na diens toespraak verlaten de Canadezen om onduidelijke redenen Kampen weer.

Het bevrijdingsfeest is er niet minder om, al ontaardt dat al snel in een volksgericht voor collaborateurs, NSB’ers en moffenmeiden. Pas twee dagen later trekken de Britten van het 49e Recce Regiment de IJsselstad definitief binnen. Met de bevrijding van Kampen is op 17 april 1945 heel Overijssel van de Duitse bezetting verlost.

Bekijk hier het bevrijdingsjournaal (17 april 1945) met Joël Stoppels: